Eeuwenlang heeft er aan de Oudegracht ter hoogte van de Winkel van Sinkel een stadskraan gestaan. Om precies te zijn van 1402 tot 1837. Met dit hijswerktuig – geheel uit hout opgebouwd – werden vroeger goederen van schepen gelost op de werf of omhoog naar de straat getakeld. Lading die meestal uit kisten, manshoge wijntonnen, Keulse potten en aardewerk bestond.

Van Schie Journaal_Oude stadskraan Utrecht_fundering

Totdat in 1837 de kraan het begaf bij het optakelen van vier gietijzeren beelden. Diezelfde kraan is nu op ware grootte nagebouwd en heeft een plek gekregen aan de Bemuurde Weerd, bij de Monicabrug.

In veel middeleeuwse handelssteden die aan een rivier lagen, stond vroeger op de laad- en loskade een hijskraan die door menskracht werd aangedreven: Tiel, Schiedam, ’s-Hertogenbosch, Gent en Brugge. Maar ook Utrecht had zo’n stadskraan. In het binnenste van de kraan bevonden zich twee grote tredraderen waarin kinderen liepen: jonge jongens, klein van stuk. Men noemde ze ‘de kraankinderen’. Natuurlijk denken we nu onmiddellijk aan kinderarbeid, maar dat lag toen anders.

De kraankinderen werden goed betaald, ze werkten onder toezicht van een kraanmeester en deden hun werk met plezier. Door het ronddraaien van de tredmolens werd het hijstouw in beweging gezet en door de uivormige draaikop bovenop de kraan kon handmatig de richting van de hijs worden veranderd. In de middeleeuwen was Utrecht nog een haven van betekenis waar de goederen vanaf de Rijn – via de Vecht en Keulsche Vaart – de stad binnen werden gevaren.

De Utrechtse stadskraan stond aan de Oudegracht, precies onder het pand van de Winkel van Sinkel, waar echt van alles te koop was: ‘Hoeden en petten en dameskorsetten, drop om te snoepen en pillen om te poepen’. Anton Sinkel had bedacht dat de vier steunpilaren in de voorgevel maar moesten bestaan uit gietijzeren vrouwenfiguren. Hij liet ze speciaal uit Engeland komen. Maar toen de stadskraan deze ‘kariatiden’ van de boot tilde, stortte de kraan bij de laatste hijs in elkaar en viel het beeld in de gracht. Dat gebeurde op zaterdag 9 september 1837. De kraan werd nooit meer opgebouwd.

Afbeelding: vroeger stonds de stadskraan op deze plek onder het pand van de Winkel van Sinklel.

Ouderwets vakwerk

Nu, 185 jaar later, staat de kraan er weer. Op ambachtelijke wijze, geheel van eikenhout, nagebouwd op de Museumwerf Vreeswijk, mede door leerlingen van de Ambachtsschool Vreeswijk van de opleiding voor vakkracht houtbewerking. Maar ook met hulp van de nodige vrijwilligers. De kraan staat niet op z’n oorspronkelijk plek naast het Stadhuis, maar aan de Bemuurde Weerd, waar ooit een kleinere kraan heeft gestaan.

Initiatiefnemer en geestelijke vader van het project is Jan van Seumeren (een echte ‘kranenman’ en inderdaad ook de man die samen met zijn broer Frans destijds de Russische onderzeeër Koersk van de zeebodem lichtte voor Vladimir Poetin). Van Seumeren heeft heel wat grote sponsoren bij elkaar gebracht om dit kostbare project mogelijk te maken.

Eén van die sponsoren is Van Schie. Het bedrijf uit Mijdrecht heeft het stalen frame geleverd waarbinnen de stadskraan werd opgebouwd op de werf, maar bouwde ook de hele constructie waarop de stadskraan nu in het water staat. Dat ging echter niet zonder slag of stoot. Bij de gemeente Utrecht was niet bekend dat er precies op die plek ooit een grote betonnen plaat op de bodem was aangebracht. Rechtstreeks heien in de grond was dus niet mogelijk.

Van Schie construeerde toen een framewerk van buispalen dat óp en aan de betonplaat werd gefixeerd. Dit alles om een gewicht van 13.000 kg te kunnen dragen.  De 13,5 meter hoge stadkraan staat nu te ‘shinen’ in het hartje van de stad, een icoon waar de gemeente Utrecht enorm blij mee is, omdat tot nu toe elke toerist met een selfi e van de Domtoren huiswaarts keerde. Nu kan men ook de stadskraan als achtergrond de wereld in sturen.

‘Creankinders’

Stadskranen werden vroeger aangedreven door menskracht. Dat waren meestal jonge jongens, klein van stuk, die in tredraderen liepen. Men noemde ze ‘kraan(craen)kinders’. Nu zouden we zeggen: ‘Kinderarbeid!’ Maar dat lag toen anders. De jeugd mocht in die tijd op veel jongere leeftijd werken.

Bovendien waren de kraankinderen trots op hun werk. Ze werden goed behandeld, hoefden zich pas om negen uur ’s ochtends op de kade te melden en werkten voortdurend onder toezicht van de kraanmeester. Sterker nog: in ’s-Hertogenbosch hadden ze een eigen gilde en in Gent werd er zelfs een gildehuis voor de ‘kraankinders’ gebouwd, hetgeen bewijst dat ze ook in België met respect werden behandeld.

Uit de archieven van de gemeente Utrecht blijkt dat er al in 1827 een gedegen arbeidsovereenkomst werd afgesloten voor de kinderen van ‘De Craen’, waarin alle rechten en plichten van de jonge werknemers waren vastgelegd in 51 artikelen. In dit ‘Reglement wegens de Kraankinderen’ lag ook het uurloon vast, evenals de toeslagen voor overwerk. Men denkt zelfs dat het een van de eerste CAO’s in Nederland was. Op de stadskraan in Utrecht werkten 12 kraankinderen, die naast het lopen in de tredmolen ook voor ‘sleepdiensten’ op de wal werden ingezet.

Afbeelding: Oude gravure uit 1510 van de stadskraan in het Belgische Brugge. De tredraderen waren hier gedeeltelijk open, waardoor je de kraankinderen kon zien lopen.

Op de hoogte blijven?

Meld u dan aan voor onze nieuwsbrief